Het dorre gras sneed langs haar benen. Rode strepen werden zichtbaar. Het was alsof ze pijn moest lijden op weg naar bevrijding. Sprinkhanen vlogen langs haar heen. Het getsjirp van krekels werd luider. Haar huid werd vochtig door de aanraking met de zon. De rook kwam dichterbij. Ze zag een vrouw bij een open vuur. Boven het vuur hing een ketel. De vrouw glimlachte naar haar met een gebaar van het is goed. Wees welkom, zei ze. Ik heb op je gewacht. Ga zitten. De vrouw vulde een bord met rijst en groenten. Daarna gaf ze het meisje een houten beker. Op de beker zag het meisje de afbeelding van een arend. Het koude water gleed naar binnen en zorgde voor verkoeling van haar lijf. Kent u de oude man in de bergen, vroeg het meisje. De vrouw zweeg. Het meisje wachtte. De vrouw keek haar aan en zei. Kind, mensen kennen vele gedaanten. In ieder van ons schuilt een deel van een ander. Als je kijkt naar anderen, zie je jezelf. De gedaante van een mens is slechts een vorm waarin we verschijnen. Het meisje begreep niet alles wat de vrouw zei. Iets in haar gaf aan dat ze het ooit zou begrijpen. Ze merkte dat ze niet alles meteen wilde begrijpen. Dat een rust in haar was gekomen. Alles kwam op zijn tijd. Ze had geleerd om waar te nemen. Net als de dieren. Te kijken, te voelen en te horen. Denken was minder belangrijk. Ze voelde zich meer een met alles om haar heen. Dit was het moment om haar kracht te laten zien. (wordt vervolgd)
Juan Felix
Geen opmerkingen:
Een reactie posten