zondag 4 juli 2010

Ze vindt 't geluk (11)

Het meisje stond op. Het is tijd om verder te gaan, zei ze. De oude vrouw knikte. Het meisje liep naar de boom en raapte een blad op van de grond. Ze gooide het blad in de lucht. Het dwarrelde op de wind en raakte de aarde. Het meisje besloot de richting van het blad te volgen. Ze keek nog eenmaal om naar de oude vrouw. Die was verdwenen. Het meisje voelde dat ze de vrouw weer zou ontmoeten. In de gedaante van de oude vrouw of de man met de baard of wellicht in een andere vorm.

Ze liep verder. De zon, die zich verplaatste aan de hemel, was een teken dat de tijd voorbij ging. De wind was gaan liggen. Het was stil. Haar maag voelde inmiddels weer leeg. Haar keel droog. Ze kwam bij een sloot. Ze rolde haar jurk op en zette een stap in het water. Het vocht van haar huid vermengde zich met het water van de sloot. Het gaf haar huid een rilling. De bodem van de sloot voelde als een laag zachte klei. Ze zakte weg in de laag. Ze moest kracht gebruiken om haar voet weer op te tillen voor de volgende stap. Het ging moeizamer. Ze zakte verder weg. Ze tilde haar linkervoet op. Dat lukte niet. Toen haar rechter. Dat ging ook niet. Ze zat vast. Daar stond ze nu midden in de sloot. Net ontdekt wat haar geluk zou brengen en nu kon ze geen stap meer zetten. Ze luisterde naar haar adem. Die was rustig en gelijkmatig.

Het meisje keek om haar heen. Ze hoorde het briesen van een paard. Aan de andere kant van de sloot stond een paard te grazen. Het zwarte haar van zijn manen glansde in de zon. De bruine vacht was bedekt met stof. Het paard graasde en stapte rond. Ze wilde niets liever dan het paard omhelzen. Ze keek met bewondering naar het lichaam van het paard. Ze zag de kracht in de benen. Het paard keek op, draaide zijn hoofd om en ging verder met grazen. Het meisje hield haar ogen dicht en gaf zich over aan de sloot. Ze hoorde voetstappen naderen. Het paard stapte op de sloot af en keek het meisje aan. Het meisje opende haar ogen. Ze keek het paard niet aan. Het paard aarzelde en daalde de oever af. Hij stapte in de sloot en liep naar het meisje toe. Het meisje voelde hoe het paard zijn hoofd tegen haar lichaam drukte. Ze tilde haar arm op en streelde de hals van het paard. Ze nam zijn hals beet. Het paard stapte verder en trok het meisje los uit de laag klei. Hij klom de oever op. Het meisje kuste het paard en sloot haar ogen. Ze voelde de adem van het paard en luisterde naar haar eigen adem. Ze ontdekte dat ze in verbinding stond met haar omgeving. Ze wist dat ze geen gevaar meer kon lopen. Ze hoefde niet meer bang te zijn. Nooit meer. (wordt vervolgd)

Juan Felix

Geen opmerkingen:

Een reactie posten